vrijdag 27 juli 2012

Van lelijk naar mooi, en terug


Dinsdagochtend varen we om 9:45 sharp door de brug. Twintig minuten eerder had JW de verkeersleider annex brugwachter via de marifoon gevraagd : “Could you please arrange a bridge opening at nine fortyfive?” Nog geen twee minuten daarna grijpt een landgenoot zijn marifoon. Net aangekomen in de haven van de Royal Norfolk and Suffolk Yachtclub kon hij de douche niet vinden. In zo’n geval ga je het kantoor van de havenmeester zoeken, maar dit heerschap riep, in steenkolenengels of nog erger, de verkeerspost op via VHF kanaal 14 met de vraag waar de douche was. Zonder enig spoor van verbazing of irritatie gaf de verkeersleider een keurig antwoord: zoek het zelf maar uit. Op zo’n moment zou je je Nederlandse vlag tijdelijk even willen weghalen.


Eenmaal op zee blijkt dat er niet te zeilen valt. De wind staat pal achterop, en we hebben de stroom mee. Zeilen hijsen is dan zinloos, ze zouden als wasgoed in de wind klapperen. Uiteindelijk krijgen we een beetje wind en gaan de zeilen toch nog omhoog.We varen dicht langs de kust. Volgens de vaaraanwijzingen van Anje Valk kan dat wel, maar haar boek is inmiddels zeven jaar oud, en onze boot heeft een halve meter meer diepgang. De route wordt dus goed gecontroleerd op ondiepten. Het tij-bewustzijn is weer hoog, net als in Frankrijk in eerdere jaren. We tellen drie bruinvissen en één dolfijn.

We willen naar de River Deben. De ingang bij Woodbridge Haven bestaat uit grindbanken. Het is smal, ondiep en die ondieptes hebben ook nog de neiging om zich zeer snel te verplaatsen. Locale kennis is op internet beschikbaar, en als je het echt niet weet dan schijn je je te kunnen laten ophalen door de havenmeester. Dat is onze eer te na. Ik heb uitgerekend dat er vanaf een uur voor hoogwater, ofwel om 15:20 met zekerheid ruim voldoende water staat om over de drempel kunnen. Volgens de kaart is het ondiepste stuk bij laag-laagwater 1,3 meter diep. We hebben twee meter diepgang. Omdat je een marge nodig hebt moet er minstens 3,5 meter water staan, liefst iets meer. Het is nu tussen springtij en doodtij in. Dan is het verschil tussen hoog en laagwater 3 meter 80. Samen met de 1,3 meter water die er al stond is de te verwachten diepte dus 5,1 meter bij hoogwater. We gaan eens kijken of het klopt.


De ingang wordt door drie boeien gemarkeerd. Om 14:45 passeren we de rode East-Knoll boei, dat is volgens de kaart het kritieke punt. We meten een minste diepte van 4,5 meter. Bij de groene Mid-Knoll is het ergste voorbij en wordt het dieper. De gladde zee helpt ons wel, want bij iets meer golven is het lastig om de goede lijn te sturen. We waren niet de enigen. De localen waren massaal op pad met dit mooie weer. De spanning van het passeren van grimmige ingang is snel verdwenen. Er wordt hard gezwaaid en geroepen als we passeren. “Where are you from?” Het antwoord Culemborg zal ze niet veel zeggen. Anders dan in Lowestoft is er geen wrak te zien. Het is een prachtige rivier, een verademing na de ouwe meuk en het wel heel harde gekrijs van de gefrustreerde meeuwen in Lowestoft.


We raken helemaal “excited” van de bootjes die voorbij komen zeilen. Heel mooie traditonele East Coast boten die met veel inzet worden onderhouden. En er wordt ook mee gezeild, en fanatiek ook.  De sterke stroming deert ze niet, op de smalste stukken van rivier wordt lekker doorgevaren, tussen de vele moorings door. Die moorings is voor ons een apart verhaal. Midden in de rivier liggen boeien, verankerd met een zware steen. Daar knoop je je boot aan vast, en dat is dan je ligplaats. De vaargeul is vaak niet meer te zien, en dus vaart en zeilt iedereen vrolijk dwars door de velden met moorings. De booteigenaren hebben altijd twee boten. Een kleintje om mee naar je boot te roeien (of te brommen) en de boot zelf. Roeien valt niet mee met de sterke stroom. Sommige boten liggen echt midden in de rivier, op honderden meters afstand van de plek waar het bijbootje kan worden bewaard.

We berekenen of we kunnen doorvaren naar de enige jachthaven in Woodbridge, aan het einde van de rivier. De kans om voortijdig te stranden in de “glorious mud” bij het zakken van de waterspiegel vinden we te groot. We gaan zelf een mooring zoeken. Die vinden we bij Waldringfield. Daar, zo hadden we gelezen, zijn op woensdagavond zeilwedstrijden. We pikken een vrije mooring op. De eigenaar laat ook na vier telefoontjes niet van zich horen, dus we laten het maar zo. Vanuit de kuip bekijken we de zeilwedstrijd. Tientallen boten, Lasers, Larken, Hornets en meer varen hun rondjes. De bemanningen zijn van alle leeftijden. Een ouder echtpaar (ouder dan wij) doet in hun mooie houten Hornet fanatiek mee. Ze belanden voorin het veld. Dit is wat je noemt Hafen Kino op z’n Brits. (Dat woord hebben we deze vakantie geleerd)

 De wedstrijdleider komt met zijn rubberboot naar ons toe. We zijn tenslotte vreemd volk, en of we al betaald hadden. Niet dus, want aan wie zouden we dat moeten doen? Hij haalt z’n schouders op en zegt dat de mooringbaas er meestal niet is. Of we na afloop een biertje komen drinken in het clubhuis van de Waldringfield Sailing Club. Het blijft een mooie avond. De boten draaien mee met de omkering van de stroom, en zo heb je zonder van je plek te komen steeds een ander uitzicht.

Donderdag staat ons een tocht te wachten naar de River Orwell. Planning is wat lastig. We hebben geen internet en geen telefoon. De dongel doet het ook niet, en de weerberichten op de marifoon zijn ook niet hoorbaar. Eerlijk gezegd raken we wel wat van slag. Als dan ook de batterij van de iPad en van het fototoestel bijna leeg zijn en de koelkast niet meer werkt wegens te weinig energy merken we dat we al niet meer zonder kunnen…

Rond twee uur vertrekken we naar Shotley Marina bij Harwich. Eerst tegenstrooms de rivier weer af, dan weer langs die grindbanken. De forse golven maken het een stuk spannender dan gisteren. We zijn iets eerder in het getij, de minstgemeten diepte was 3,9 meter. Genoeg, maar toch blij dat we het weer gered hebben.

We kunnen zowaar zeilen. Bij Harwich kan het druk zijn met grote tot zeer grote schepen. Bij de aanbevolen oversteekplaats voor jachten is het rustig. Met 13 knopen wind uit de goede hoek stormen we met een snelheid 7 tot 8 knopen door het water de haven van Harwich in. Zo zou het altijd moeten zijn! Vlak voor Shotley Marina gaan de zeilen neer. Het piepkleine sluisje dat naar de haven leidt staat open, de uiterst vriendelijke en informatieve havenmeester wijst ons een mooie plek aan. We genieten van een prima maaltijd in de kroeg met de wat enge naam “The Shipwreck”. Nu kijken we uit op de feëriek verlichte containerterminals waar het leven nooit stilstaat. 

Francisca en JW

Geen opmerkingen: