dinsdag 24 juli 2012

Koffietijd in Lowestoft


We zijn er inderdaad voor de koffie. De reis verliep wel een beetje anders dan gedacht. Na een snelle schutting door de Roompotsluis varen we via de Oude Roompot en de Geul van de Banjaard naar de Noordzee. De enige windrichting die we niet moeten hebben was niet voorspeld. De eerste uren krijgen we die wel: Noord-west, pal tegen maar het is niet veel. Soms vraag je je wel eens af of de dagelijkse studie van de weersvoorspellingen misschien alleen maar is bedoeld om achteraf te kunnen zeggen of het een goede voorspelling was.




De zee is bij gebrek aan wind glad, motor Gerrit maakt z’n toertjes en terwijl stuurautomaat Josephine ons op koers houdt en wij naar buiten kijken. Je ziet altijd wel wat. In de Oude Roompot drijft iets wat ik niet direct kan benoemen. Het lijkt op een kleine boei, of een grote fles. Als we zien dat het snorharen heeft wordt de boeientheorie vervangen door de zeebeestentheorie. Als het gaat geeuwen zien de dat het een grote, vette luie zeehond is. Hij zal net als wij wel tevreden zijn met het mooie weer.



Na de Banjaard zou je in een rechte lijn naar Lowestoft kunnen varen. Stroming, scheepvaart, windmolenparken en allerlei regeltjes maken dat onhaalbaar. Eerst moeten we om het ankergebied van Rotterdam heen. Zo’n vijftien schepen liggen te wachten, geen idee waarop. Daarna moeten we een van de drukste scheepvaartroutes ter wereld oversteken. De grote vrachtschepen zijn een pietsie groter dan wij, ze gaan hard en ze hebben de hinderlijke eigenschap dat remmen uren duurt en bijsturen maar iets korter.
Wil  je overleven, dan blijf je ver uit hun buurt..

Volgende hindernis is het ‘voorzorgsgebied’ bij de ingang van de Eurogeul. Deze route naar Rotterdam wordt permanent op diepte gehouden voor de allergrootste olietankers. De zeekaart meldt nogal uitdrukkelijk dat we er maar beter uit kunnen blijven, en dat doen we dan maar.

Na een uur of vier varen zien we geen land meer. De zon gaat onder in een kleurenpalet dat geen camera kan vangen. Het is onbewolkt. We zien een immense hoeveelheid sterren. We zien zelfs de Melkweg, maar ook vliegtuigen, satellieten en meteoren. Kom daar in ons oververlichte land maar eens om. Het is druk met vrachtschepen. Het zicht is goed, je ziet al van mijlen afstand hun verlichting. Maar het is lastig om te schatten welke richting het ding op gaat en hoe snel. Gelukkig hebben we tegenwoordig AIS. Dit is de beste maritieme uitvinding sinds de ontdekking van het feit dat water nat is. Elk groot schip is verplicht een signaal uit te zenden met zijn positie, snelheid, koers en hoe het heet. Dat signaal vangen we op en projecteren we op onze TTTW (TomTom te water). Je ziet op je beeldscherm op welke kortste afstand je het schip zal passeren, en hoe lang het duurt voordat het zover is. Geeft het apparaat aan dat het andere schip op nul mijl langs komt binnen drie minuten, dan is het duidelijk je rap iets moet gaan doen. Zo niet, dan komt er nooit meer een volgende vakantie. Geweldig ding, die AIS, maar het blijft opletten. Kleine schepen hebben vaak geen AIS.

Na de passage van de scheepvaartroutes wordt het rustig met verkeer, maar de zee wordt ruwer. De wind neemt iets toe, en draait iets naar de beloofde richting. Helaas niet genoeg om Gerrit van zijn taak te ontheffen. Dat zal zo blijven tot Lowestoft. Het koelt stevig af. Alles wordt vochtig en koud. We proberen om de beurt te slapen, maar het lukt niet zo goed. De boot gaat flink tekeer en we moeten in deze regio goed blijven uitkijken naar kruisende schepen. We moeten ook opletten om niet in een windboerderij te geraken. De ‘windfarms’ zijn enorm. Je kunt ze niet missen vanwege hun duidelijke verlichting, zelfs niet als ze op de kaart ontbreken.

Rond vier uur wordt het weer lichter. We  hebben dan nog vijf uur te gaan. Tegen negenen roepen Lowestoft Harbour op om toestemming te vragen om binnen te mogen varen. De brug die ons van de jachthaven scheidt gaat op (het is daar een uur vroeger dan in NL) en om kwart voor tien locale tijd. Daarna varen we een verbijsterend tafereel binnen. Aan de ene oever zien we verlaten bedrijfsterreinen. Aan de andere een ingestorte kade. Het watertje mag dan de mooie naam Lake Lothing dragen, het is het absoluut niet waard. Gelukkig wisten we vantevoren dat Lowestoft niet de meest fraaie bestemming is (wat zeg ik dat toch weer voorzichtig…), anders had onze stemming een ernstige depressie opgelopen. Nog meer fabrieksterreinen in verval. De scheepswrakken aan de oever laten de Engelsen gewoon liggen. Soms goed voor mooie plaatjes, maar hier helemaal niet. Ze hebben er zelf een mooi woord voor: eerie.

De omgeving mag dan geen topper zijn, de haven is prima. Tijdens onze wandeling naar en door het centrum vallen we van de ene verbazing in de andere. Dat ze daar aan de verkeerde kant van de weg rijden weten we. Wat we wel opmerkelijk vinden is het gebrek aan een aardig restaurant. Wel heel veel fastfood, fish and chips en te dure zelfbediening. Het lijkt wel of het overschot aan ff-tenten terug te zien is in het gewicht van de bewoners, en dan vooral de kinderen. Zelden zagen wel zoveel jonge ouders met overgewicht en ronduit worstige kinderen. Het is hier economisch goed toeven voor een cardioloog of orthopedisch chirurg. Lowestoft was ooit een grote vissershaven met bijbehorende activiteiten. Daar is niets van over. Vervangende bezigheden zijn er kennelijk niet gekomen. De dramatische gevolgen zijn goed zichtbaar in het straatbeeld. Verwaarlozing, leegstand. Vermoedelijk waren ze hier met euro beter af geweest dan zonder. Overigens, aan de ontwikkeling van de badplaats wordt wel gewerkt.





Wij vermaken ons wel. Morgen gaan we de kustroute lopen naar Southwold. Daarna toch maar weer het weer bestuderen, en kijken waar we daarna heen kunnen. Als we de voorspellingen nu mogen geloven, dan is er geen wind om terug te zeilen. Roeien dan maar.

Geen opmerkingen: