We
zijn er inderdaad voor de koffie. De reis verliep wel een beetje anders dan
gedacht. Na een snelle schutting door de Roompotsluis varen we via de Oude
Roompot en de Geul van de Banjaard naar de Noordzee. De enige windrichting die
we niet moeten hebben was niet voorspeld. De eerste uren krijgen we die wel:
Noord-west, pal tegen maar het is niet veel. Soms vraag je je wel eens af of de
dagelijkse studie van de weersvoorspellingen misschien alleen maar is bedoeld
om achteraf te kunnen zeggen of het een goede voorspelling was.
De
zee is bij gebrek aan wind glad, motor Gerrit maakt z’n toertjes en terwijl
stuurautomaat Josephine ons op koers houdt en wij naar buiten kijken. Je ziet
altijd wel wat. In de Oude Roompot drijft iets wat ik niet direct kan benoemen.
Het lijkt op een kleine boei, of een grote fles. Als we zien dat het snorharen
heeft wordt de boeientheorie vervangen door de zeebeestentheorie. Als het gaat
geeuwen zien de dat het een grote, vette luie zeehond is. Hij zal net als wij wel
tevreden zijn met het mooie weer.
Na
de Banjaard zou je in een rechte lijn naar Lowestoft kunnen varen. Stroming,
scheepvaart, windmolenparken en allerlei regeltjes maken dat onhaalbaar. Eerst
moeten we om het ankergebied van Rotterdam heen. Zo’n vijftien schepen liggen
te wachten, geen idee waarop. Daarna moeten we een van de drukste
scheepvaartroutes ter wereld oversteken. De grote vrachtschepen zijn een
pietsie groter dan wij, ze gaan hard en ze hebben de hinderlijke eigenschap dat
remmen uren duurt en bijsturen maar iets korter.
Wil je overleven, dan blijf je ver uit hun
buurt..
Volgende
hindernis is het ‘voorzorgsgebied’ bij de ingang van de Eurogeul. Deze route
naar Rotterdam wordt permanent op diepte gehouden voor de allergrootste
olietankers. De zeekaart meldt nogal uitdrukkelijk dat we er maar beter uit
kunnen blijven, en dat doen we dan maar.
Na
een uur of vier varen zien we geen land meer. De zon gaat onder in een kleurenpalet
dat geen camera kan vangen. Het is onbewolkt. We zien een immense hoeveelheid
sterren. We zien zelfs de Melkweg, maar ook vliegtuigen, satellieten en
meteoren. Kom daar in ons oververlichte land maar eens om. Het is druk met
vrachtschepen. Het zicht is goed, je ziet al van mijlen afstand hun verlichting.
Maar het is lastig om te schatten welke richting het ding op gaat en hoe snel.
Gelukkig hebben we tegenwoordig AIS. Dit is de beste maritieme uitvinding sinds
de ontdekking van het feit dat water nat is. Elk groot schip is verplicht een
signaal uit te zenden met zijn positie, snelheid, koers en hoe het heet. Dat
signaal vangen we op en projecteren we op onze TTTW (TomTom te water). Je ziet
op je beeldscherm op welke kortste afstand je het schip zal passeren, en hoe
lang het duurt voordat het zover is. Geeft het apparaat aan dat het andere
schip op nul mijl langs komt binnen drie minuten, dan is het duidelijk je rap iets
moet gaan doen. Zo niet, dan komt er nooit meer een volgende vakantie. Geweldig
ding, die AIS, maar het blijft opletten. Kleine schepen hebben vaak geen AIS.
Na
de passage van de scheepvaartroutes wordt het rustig met verkeer, maar de zee
wordt ruwer. De wind neemt iets toe, en draait iets naar de beloofde richting.
Helaas niet genoeg om Gerrit van zijn taak te ontheffen. Dat zal zo blijven tot
Lowestoft. Het koelt stevig af. Alles wordt vochtig en koud. We proberen om de
beurt te slapen, maar het lukt niet zo goed. De boot gaat flink tekeer en we
moeten in deze regio goed blijven uitkijken naar kruisende schepen. We moeten
ook opletten om niet in een windboerderij te geraken. De ‘windfarms’ zijn
enorm. Je kunt ze niet missen vanwege hun duidelijke verlichting, zelfs niet
als ze op de kaart ontbreken.
Rond
vier uur wordt het weer lichter. We
hebben dan nog vijf uur te gaan. Tegen negenen roepen Lowestoft Harbour
op om toestemming te vragen om binnen te mogen varen. De brug die ons van de
jachthaven scheidt gaat op (het is daar een uur vroeger dan in NL) en om kwart
voor tien locale tijd. Daarna varen we een verbijsterend tafereel binnen. Aan
de ene oever zien we verlaten bedrijfsterreinen. Aan de andere een ingestorte
kade. Het watertje mag dan de mooie naam Lake Lothing dragen, het is het
absoluut niet waard. Gelukkig wisten we vantevoren dat Lowestoft niet de meest
fraaie bestemming is (wat zeg ik dat toch weer voorzichtig…), anders had onze
stemming een ernstige depressie opgelopen. Nog meer fabrieksterreinen in
verval. De scheepswrakken aan de oever laten de Engelsen gewoon liggen. Soms
goed voor mooie plaatjes, maar hier helemaal niet. Ze hebben er zelf een mooi
woord voor: eerie.
De
omgeving mag dan geen topper zijn, de haven is prima. Tijdens onze wandeling
naar en door het centrum vallen we van de ene verbazing in de andere. Dat ze
daar aan de verkeerde kant van de weg rijden weten we. Wat we wel opmerkelijk
vinden is het gebrek aan een aardig restaurant. Wel heel veel fastfood, fish
and chips en te dure zelfbediening. Het lijkt wel of het overschot aan
ff-tenten terug te zien is in het gewicht van de bewoners, en dan vooral de
kinderen. Zelden zagen wel zoveel jonge ouders met overgewicht en ronduit
worstige kinderen. Het is hier economisch goed toeven voor een cardioloog of
orthopedisch chirurg. Lowestoft was ooit een grote vissershaven met
bijbehorende activiteiten. Daar is niets van over. Vervangende bezigheden zijn
er kennelijk niet gekomen. De dramatische gevolgen zijn goed zichtbaar in het
straatbeeld. Verwaarlozing, leegstand. Vermoedelijk waren ze hier met euro
beter af geweest dan zonder. Overigens, aan de ontwikkeling van de badplaats
wordt wel gewerkt.
Wij
vermaken ons wel. Morgen gaan we de kustroute lopen naar Southwold. Daarna toch
maar weer het weer bestuderen, en kijken waar we daarna heen kunnen. Als we de
voorspellingen nu mogen geloven, dan is er geen wind om terug te zeilen. Roeien
dan maar.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten